Marijnsept12

Soms wordt iets pas waar als het hardop gezegd is, iets wat wij in de familie maar al te goed begrijpen. Als er nieuws is, volgt gelijk de tamtam. Mijn moeder vertelt het mijn vader en vervolgens belt ze mijn tante, haar zus. De volgende dag ziet ze mijn andere tante, die ze het ook vertelt. Beide tantes hebben onderling contact en geven het vervolgens door aan neven, nichten en andere ‘derden’. Uiteindelijk komt het weer bij mij terecht, zij het in andere vorm: grappig of ontroerend, soms een beetje boos of verdrietig. Wij zijn verhalenmakers. Nu gaat het ook zo. Het begint met een mededeling die ik tussen het tweede en derde kopje koffie door doe, gewoon op een wollige maandagmorgen: ‘Volgens mij slaat het aan.’

‘Wat?’ Een frons. Mijn moeder kijkt kort op van haar computer, waar ze Scrabble op speelt en ongetwijfeld net een briljante combinatie neerlegt – ik heb haar het spel eens zien beginnen met het woord ‘vetkwab’, dus ik bedoel maar. ‘De medicatie,’ zeg ik, ‘dat-ie aanslaat. Ik heb al een tijd niet meer van die bizarre zwellingen gehad.’ Ik zie bijna letterlijk hoe mijn moeder de afgelopen weken met zichzelf doorneemt, de klachten of de afwezigheid daarvan, hoe het zich uitte. ‘Dat is waar, ja,’ zegt ze dan. ‘Je zou er bijna aan voorbijgaan. Wat goed!’ Later hoor ik haar mijn tante bellen en heeft ze het inderdaad over het aanslaan van de tosilicidinges – een woord dat wij de komende zes infusen nog niet uit kunnen spreken. Nog een paar dagen (en telefoongesprekken) later is, de tekst verbasterd tot: ‘De vliegende tering is weg.’ Daarmee bedoelt ze dat de willekeur van zwellingen en pijnlijke plekken is afgenomen. En dat klopt. De jeukende, stekende vochtophopingen in delen van mijn lichaam waar ik verder nooit klachten had (mijn voeten, vingers, ellebogen) zijn weg. De onvoorspelbaarheid, de vlugheid waarmee het ergens anders naar ‘oversprong’ – op maandag linkerwijsvinger, op dinsdag rechterenkel, ‘s woensdags de ellebogen – ook.

Minder pijn. Nog heb ik veel last en moet ik kleine uitstapjes vaak binnen drie kwartier bekopen met fysieke hinder, maar drie kwartier is geen drie dagen. Volgens mij ben ik door het ergste heen, sta ik nu weer waar ik stond vóór ik met de MTX stopte. Door het hardop te zeggen en door het anderen hardop te laten zeggen, lijkt het ineens heel erg waar. Heel erg echt.

Aan het eind van de week zitten mijn ouders en ik met wat aangeschoven vrienden in de tuin. Er is vuur en drank en er vliegt een vleermuis in de schemer.

‘Weten jullie al dat het met Marijn veel beter gaat?’ zegt mijn moeder dan.

‘Echt?’ Ineens zijn alle ogen op mij gericht.

‘Jep,’ zeg ik.

‘Geen vliegende tering meer,’ zegt mijn moeder. We lachen. Mooi hoe iets dat zo klein begint, bij een gedachte of vermoeden, eindigt in een veelverteld verhaal. In iets echts. Want het gaat echt beter.

 
POSTED BY Carlo | jun, 01, 2011 |