De behoefte aan water komt altijd in fasen. Het begint met wat televisiebeelden – heeft iemand wel eens gemerkt hoe je op tv wordt doodgegooid met prachtige bounty-stranden, lieve bejaarden die aquajoggen in heldere zwembaden, reclames over Frans bronwater en mooie Schotse meren met bootjes en mensen met een prettig accent? Zodra me dit is opgevallen, raak ik gepreoccupeerd – opeens zie ik overal water. Als ik vervolgens het drómen-over-water-stadium bereik, is het tijd om de mensen in mijn directe omgeving met mijn zwemwensen lastig te vallen. Een warm bad is niet genoeg, ik wil het water in om te bewegen. Dat het vaak toch nog een poos duurt eer ik het water ook daadwerkelijk bereik, ligt aan mijn eigen gebrek aan daadkracht (of een auto).

Maar vandaag is het zover: ik ga zwemmen. Ik fiets in één keer goed naar het Marnixbad in Amsterdam. Daar ben ik nog nooit geweest, maar zodra ik het hypermoderne sportcomplex aan het Marnixplein binnenkom, weet ik: dit is het beste zwembad tot nu toe. Het gebouw is toegankelijk voor mindervaliden en het zwembadwater ligt op gelijke hoogte met de Singel, wat natuurlijk een supergaaf uitzicht oplevert (zoals de website al met enige trots vermeldt).

Het is lang geleden dat ik heb gezwommen – van de zomer voor het laatst, denk ik, en dat was gewoon vrijblijvend in het water dobberen. Vakantiezwemmen. Banenzwemmen heb ik al heel lang niet meer gedaan. Omdat mijn gewrichten nog niet zo lang stabiel zijn, is het misschien verstandiger het zwemmen rustig op te bouwen. Maar dat kan ik niet. Ik stap het lekker koele wedstrijdbad in en begin in één keer door aan mijn eerste baantje.

Waar de liefde voor water vandaan komt, weet ik niet. Heeft de ziekenhuisdoctrine – ‘zwemmen is voor reumapatiënten de aangewezen manier om hun lichaam fit te houden, zónder het te overbelasten’ – dan eindelijk zijn vruchten afgeworpen, of zit het dieper? Natuurlijk is de gewichtsloosheid in het water heerlijk. Je kunt op je knieën staan zonder jezelf te moeten dragen, er is nergens die druk. Aan de andere kant ben ik gewoon een Hollandse griet met drie zwemdiploma’s. Water heeft mij nooit angst aangejaagd, integendeel: ik ben nog altijd verliefd op de Noordzee.

Na zo’n keer of zes heen en weer te zijn gezwommen, krijg ik de slag te pakken. Ik raak in die zo felbegeerde bewegingstrance, precies zoals ik altijd hoop te bereiken als ik een stukje moet lopen en daar geen ritme in kan vinden. Maar zwemmen, zeker banenzwemmen, is een en al ritme. Het enige wat ik hoef te doen, is de paarse badmuts van de dame vóór mij te volgen. En niet stoppen. Ik mag pas stoppen als ik de dertig heb bereikt. Dertig keer heen en weer in een uur, dat is het streven.

Veertig minuten doe ik erover dat streven te behalen. Op de een of andere manier maakt me dat trots: als slappe, nauwelijks bewegende reumapatiënt die al in geen honderd jaar ook maar een poging tot sporten heeft gedaan, zwem ik toch maar mooi dertig baantjes in veertig minuten.

Als ik het bad uitstap, heb ik de neiging me uit te schudden als een jonge hond. Ik douche niet want ik houd van de geur van chloor in mijn haar. Tevreden droog ik mijzelf af. Ik kan mij voorstellen dat mensen hieraan verslaafd raken, dat ze de neiging krijgen alsmaar door te gaan, hun lichaam tot het uiterste te dwingen, tot ver na de kramp. Dit is mijn sportbeleving en ik vind het heerlijk. Ik ga overmorgen weer.

POSTED BY Carlo | dec, 01, 2011 |