Op de dag dat ik dit schrijf – het is eigenlijk nog ochtend, of misschien net niet meer, dat hangt ervan af, ik kan de kerkklokken hebben gemist of ze moeten nog komen – schijnt de zon. Ik lig in de tuin. Tussen de openslaande deuren van mijn kamer heb ik wat kussens gelegd, toch loopt er natuurlijk van alles aan mier en spin naar binnen. Straks zal ik moeten stofzuigen maar nu maakt het niets uit. Een paar minuten geleden zag ik een groene vlinder voorbij komen, het was de eerste dit jaar.

Ik lig op mijn buik. Voor me zit de kat en als ik niet doorschrijf gaat ze op het papier zitten, dat doet ze altijd, ze houdt me zowel vàn als áán het werk. Er zijn paardenbloemen in het gras, een heleboel, tellen heeft geen zin. Er fluiten een heleboel vogels maar ik ken er geen een bij naam.

Het is warm. Naarmate de bladzijde vordert kruipt de kat dichter naar me toe. Ze heeft haar oude ogen dicht. Soms, als ik even vergeet te schrijven of aan het nadenken ben over wat ik schrijf, rust het beest met haar kinnebakkie op mijn woorden. Als ik hetzelfde doe, liggen we voorhoofd aan voorhoofd.

Een stukje verderop, op het witte tuinbankje, zit mijn vriend. Ik zie hem op de rug, hij draagt de polo die we samen in Katwijk hebben gekocht, tijdens een van onze vele stranduitjes. Hij is aan het werk, ik ben aan het werk.

Gisteren maakten we op datzelfde bankje een lijstje met alle dingen die we de komende tijd moeten doen. Zoals de post. En ik moet een nieuwe huisarts gaan zoeken, en liefst in een adem door ook een nieuwe fysiotherapeut en tandarts. Van mijn oude fysiotherapeut moet ik nog afscheid nemen. Daar zie ik, na zestien jaar, nog best tegenop. We moeten de invalidekaart op zijn kenteken laten zetten en ik wil graag alvast zo’n ramp voor in de tuin, voor als die kleine treetjes naar beneden niet lukken of we hebben opa of schoonmoe op bezoek – gelukkig is het verder volledig begane grond. We hebben meubels nodig, vooral stoelen en lampen maar ook nog een bureau en dat soort dingen. Kleuren voor de muren, plintjes, een spiegel.

De kamer achter mij, speciaal voor mij gebouwd, met een badkamer die helemaal aan mijn behoeftes is aangepast, zal ik moeten leeghalen. Wat doe ik met mijn knuffels, mijn jeugdboeken, mijn video’s en oude dagboeken, mijn olifantenposter? Neem ik de Supernintendo mee of breng ik die vast naar een museum?

Elf jaar lang heb ik in deze kamer geslapen. Ruim zeventien jaar heb ik hier gewoond, in dit huis, in dit dorp. Binnenkort woon ik hier niet meer, ik zal alles nog gaan missen. Misschien ben ik een late nestverlater, maar voor mij voelt het behoorlijk op tijd. Ik ga samenwonen. In Amsterdam!

Ondertussen ronkt de kat op mijn schrift. Van haar hoef ik gelukkig geen afscheid te nemen. Zij gaat gewoon mee.

POSTED BY Carlo | mei, 01, 2012 |