We draaiden al een aantal weken om elkaar heen. Ik aan het werk op de crèche in mijn oude spijkerbroek en mijn lange haar in een staart. In de ene arm een baby, in de andere een flesje, bakje appelmoes of slabbetje. Hij in zwart pak, zoals op de andere afdeling verplicht is. Je begrijpt dat ik me soms wat ‘underdressed’ voelde. Van een normaal ‘hoe gaat het?’ ontwikkelde het zich naar wat onschuldig heen- en weer geflirt. Dat een relatie op het werk niet mocht was ons beide duidelijk. Misschien genoot ik juist daarom ook wel van onze wekelijkse contacten. Ze waren vrijblijvend en vrolijk. Tot hij me op zo’n zelfde ochtend vertelde dat het voor hem toch wat serieuzer werd. Gevleid door zijn verhaal begon ik langzaam te fantaseren over wat er zou kunnen zijn. Als hij me al leuk vond in puur-en-alleen-functioneel-kleding, dan kon een echte date geen kwaad toch?
Wat sms’jes, de eerste date en die eerste zoen volgden. En Reuma was in geen velden of wegen te bekennen. Ik voelde me op geen enkele manier verplicht om deze leuke jongen te vertellen dat de reden dat ik niet op hakken loop niet alleen met het slechte Nederlandse weer te maken had. Ik was de enige die zou bepalen of en wanneer Reuma ter sprake kwam. En vooralsnog bleek er genoeg Heleen te zijn zonder reuma. Laat hem daar eerst maar eens kennis mee maken.
Maar toen ik daarna enthousiast mijn verhaal deed bij vriendinnen reageerden ze verbaasd toen ze er achter kwamen dat hij ‘het’ nog niet wist. Het was zo’n groot onderdeel van mijn leven, zou hij dat niet moeten weten? Ik reageerde met een redelijk nonchalant: ‘Als hij me niet leuk vindt mét reuma, dan vind ik hem ook niet leuk’. Maar dat er heel langzaam iets ging wringen, dat voelde ook ik wel.
Toen hij spontaan voorstelde om op een vrijdagavond, na een volle week en twee uur fysiotherapie, te gaan squashen samen (is ook wel dé combinatie van ongunstige factoren), wist ik dat het moment was aangebroken om het reumabericht maar eens op tafel te gooien. Hij reageerde rustig en zei: ‘Maar daar hoef je je toch niet voor te schamen?’. Ik antwoordde op mijn beurt met een verbaasd: ‘Nee doe ik ook niet. Ik kan er toch niks aan doen dat ik reuma heb?’. Op dat moment voelde het alsof hij de juiste snaar niet raakte; want van schamen was in mijn ogen geen sprake. Hoe kan ik me nou schamen voor zoiets als het krijgen van een ziekte?
Een paar weken later ervoer ik echter aan den lijve dat hij me misschien wel beter had ingeschat dan ik mezelf. Die avond sms’te hij opnieuw met de vraag of ik zin had om wat leuks te doen. Ik, zo moe dat ik letterlijk niet meer op mijn benen kon staan, liet hem weten dat ik niet kon omdat ik andere plannen had. Het duurde even voor ik me realiseerde wat ik had gedaan. Ik had gelogen. Niet omdat ik geen zin had, hem niet leuk vond of hard-to-get speelde. Wel omdat ik me schaamde. Me er voor schaamde dat ik, 22 jaar, op een vrijdagavond om 21 uur liever mijn bed in dook dan de kroeg.
Het was een mooi avontuur; hij en ik. Maar de echte vlinders bleven uit. Geruststellend is dat dat niets met reuma te maken had. Nog mooier is het inzicht wat hij mij gegeven heeft. Ik kan dan nog wel zo stoer zeggen dat ik hem niet wil als hij mijn reuma niet kan accepteren (en daar sta ik ook nog steeds achter). Maar daar ligt het probleem niet. Het gaat om mij; ík moet de reuma (nog meer…) accepteren, ook als dat betekent dat vrijdagavond nooit mijn vanzelfsprekende kroegavond zal worden. En gek genoeg wist hij dat eerder dan ik…