Stel je voor: het is vrijdagavond en je staat voor de spiegel. Haren gewassen met je favoriete shampoo, ze zorgvuldig geborsteld zodat ze nu in een perfecte slag naar beneden vallen. Je benen geschoren, je nagels gelakt en dat mooie jurkje aan. Eigenlijk, zo bij nader inzien, zie je er voor die ene avond toch bijna uit als de ideale vrouw. Totdat je naar je schoenen kijkt… simpele donkerblauwe gympies.
Ik ga even op mijn tenen staan om dat te zien wat ik bij nader inzien niet had willen zien: hakken hadden de outfit nog completer gemaakt. Mooier, vrouwelijk, sexier… Kortom: dat wat je eigenlijk had willen zijn die avond. Ik ga weer op mijn platte gympies staan en kijk nog eens in de spiegel. Mijn haren lijken ineens een stuk minder glanzend, dat jurkje had ik beter even kunnen strijken en die benen zijn oké, maar nog zoveel mooier op een hoge hak.
Weg ideale vrouw. Welkom reumapatiënt Heleen.
Voor de reumapatiënten onder ons zal bovenstaande waarschijnlijk bekend voorkomen. Voor de ‘reumaleek’ echter een korte toelichting: hakken en reuma zijn zo ongeveer de meest onwaarschijnlijke combinatie die ik ken. Het supervrouwelijke gevoel wat een hak je geeft, gaat bij ons namelijk binnen ongeveer dertig minuten over in een zeurende en brandende pijn, waarna lopen, laat staan dansen, na ongeveer een uur onmogelijk is geworden. Nog erger wordt het als de reumapatiënt ook nog verplicht is om steunzooltjes te dragen. Die, zo moge duidelijk zijn, never nooit niet in een hak passen. Resultaat van de avonden waarop de reumapatiënt besluit de hak toch te dragen: een vertrokken gezicht en drie dagen napijn. Resultaat als de reumapatiënt besluit de hak niet te dragen: een superoutfit, de mogelijkheid tot dansen, maar helaas toch ook een klein ieniemienie minderwaardigheidscomplex. Want wees nou eerlijk: eigenlijk kunnen die gympies echt niet…
Zo heb ik het lang gezien. Tot ik me gister bedacht dat eigenlijk alles in het leven om te keren is. Er zijn genoeg argumenten te geven waarom juist de reumapatiënt met gympies de ideale vrouw vormt. En misschien zijn dat de argumenten waarop we moeten focussen.
Ik schets de situatie opnieuw: de gemiddelde man heeft het zwaar. De vrouw beheerst namelijk minstens de helft van de klerenkast, de gang en als je pech hebt ook nog de lades onder de kapstok, met haar schoenen. Voor de schoenen van de man, of enig ander bezit van het mannelijk geslacht, blijft dan ook weinig ruimte over. De man van de reumapatiënt zal dit probleem nooit hebben. Het is namelijk dramatisch, ik herhaal, dramatisch, om als reumapatiënt schoenen aan te schaffen. Dat brengt mij gelijk op het tweede argument voor mijn pleidooi. Als je in de stad loopt met één van ons zul je namelijk niet bij elke schoenenwinkeletalage stil moeten staan. Elke Manfield, Van Dalen of Dolcis ingetrokken worden om heel even te ‘kijken’ (wat bijna altijd uitdraait op passen), simpelweg omdat schoenen kopen voor ons geen feestje is. Schoenen passen namelijk zelden in één keer, al was het alleen al omdat maar zo’n 10% van de schoenenontwerpers er aan denkt zijn zooltjes vervangbaar te maken door orthopedische gevallen. En dan heb ik het nog niet eens over het overgrote deel van het aanbod wat sowieso al afvalt omdat ze een hak van meer dan een centimeter hebben. Met ons kun je dus relaxt door de stad, schoenenwinkels vormen geen enkele bedreiging. En als dit je nog niet overtuigd heeft: ik heb het nog niet eens gehad over het geld wat wij besparen.
Mijn moeder leest deze column en zegt dan: “Heleen, de ideale vrouw ben je niet door hoe je er uit ziet. De ideale vrouw zit in wie je bent”. Mocht je dus door mijn argumenten voor de reumapatiënt als ideale vrouw nog niet overtuigd zijn, dan kun je natuurlijk ook gewoon ‘moeders advies’ aannemen. Het klinkt wat gezapig, en helemaal niet als dat wat je wilt horen op het moment dat je baalt van je niet-perfecte outfit,maar uiteindelijk heeft ze natuurlijk gewoon weer eens gelijk…