OV-perikelen
Het studentenleven: volgens velen de leukste periode van je leven. Een van de grote downsides van deze tijd is helaas het veel heen en weer reizen met het openbaar vervoer van en naar huis – als je nog thuis woont dan. Ook ik heb hier vaak mee te maken, en reis iedere dag in totaal minimaal drie uur van en naar mijn uni. Nou vind ik het OV zelf nog geeneens zo erg: je wordt lekker vervoerd, hoeft zelf niets te doen en kunt vaak lekker even ontspannen. Wat ik wél erg vind: op slechte dagen je hele reis moeten staan, omdat het te druk is in de tram of trein.
Hierbij komt het onbegrip namelijk omhoog: er staat nou eenmaal geen bordje op mijn hoofd met ‘ik heb reuma, mag ik zitten?’. Veel mensen zijn zich er geeneens van bewust dat jeugdreuma bestaat. Omdat ik sport en zo veel mogelijk normaal leef, lijk ik voor anderen toe een normale studente van twintig jaar. Het is voor iedereen dan ook vanzelfsprekend dat ik op zou moeten staan voor ouderen in mijn tram: zij zijn invalide of oud, ik ben ‘gezond’. Op dat soort momenten raak ik wel eens gefrustreerd: mensen staan eigenlijk niet stil bij wat ze van iemand vragen. Ik zou met alle liefde opstaan voor die oudjes, maar soms gaat dat gewoon niet.
Aan de andere kant denk ik: zou zo’n bordje op mijn hoofd het nou veel beter maken? Ik betwijfel het. Hoewel het ontzettend lastig kan zijn om onzichtbaar ziek te zijn, vind ik het heel fijn dat ik over het algemeen als ‘normaal’ word gezien. Normaal meedraaien in de maatschappij is iets wat we allemaal willen, iets wat moeilijker wordt wanneer je een duidelijk zichtbare beperking hebt. Dat mensen niet aan mij zien dat ik ziek ben, zorgt er misschien ook voor dat ze minder snel vooroordelen hebben. Daar ben ik wel dankbaar voor.
Toen ik jonger was en mijn ziekte minder goed kon accepteren, was ik er vaak mee in strijd. Zo stond ik in die tijd juist wel op voor ouderen, om als het ware mezelf te ‘bewijzen’ dat dat gewoon kon. Inmiddels zie ik in dat dit geen oplossing is; eigenlijk offerde ik mezelf toen vaak op, zodat andere mensen een beter, ‘normaal’ beeld van me zouden hebben. Ik probeer dit dus ook minder te doen: alleen op goede dagen sta ik mijn zitplaats af. Als mensen op slechte dagen hun mening over me uiten met bepaalde blikken of uitspraken, probeer ik me er niet te veel van aan te trekken. Heel af en toe probeer ik zelfs wat assertiever te zijn en uit te leggen waarom het voor mij niet goed is om op te staan. Ik hoop zelf dat ik op die manier wat meer begrip en bewustzijn van jeugdreuma kan creëren.
De volgende keer dat ik op een slechte dag in een volgepropte tram zit en een mevrouw op leeftijd binnen zie komen, hoop ik dat ik voor haar opsta om haar vervolgens te zien glimlachen en te horen zeggen ‘nee hoor, ik hoef maar een halte mee dus ik vind het fijn om even te staan’. Heb ik toch mijn goede wil getoond.