Voor het eerst sinds jaren zit ik weer op het buurtveldje in de straat achter mijn huis. In al die tijd is er bijna niets veranderd – de gele ster met de rode touwen waar je in kunt klimmen staat er nog, net als dat er nog altijd houtsnippers bij de schommels liggen. Ook het jeux de boule-veldje is er nog steeds, zij het overwoekerd door gras. Vóór mij vormen jongens tussen de zes en de elf jaar een voetbalteam. Het is een mix tussen sterspelers uit onder meer Ajax en FC Utrecht, met bijbehorende T-shirts en petten. Omdat er nog veel gepraat en weinig gespeeld wordt vraag ik een jongen met een veel te groot shirt, die me de aanvoerder lijkt, wat er aan de hand is.

‘We komen iemand te kort,’ legt hij uit. Maar volgens mij zijn er genoeg jongens op het veld om twee teams mee te maken. Eén van hen, een wat jonger kereltje, staat nog wat aan de kantlijn. ‘En hij dan?’ probeer ik. ‘Jelle? Die kan niet meedoen. Hij is gehandicapt.’ Het klinkt niet onaardig, eerder als een vaststaand feit. Toch schrik ik een beetje. ‘Kan hij dan niet in het doel?’ Dat kan wel en de jongen die Jelle heet gaat in het doel. Dan zie ik pas dat hij een spalk draagt – een spalk met felgekleurde voetbalprint. En dat hij mank loopt.

Het spel begint en van Jelle’s handicap is weinig te merken. Hij keept prima. ‘Wat heb je aan je been dat je een spalk draagt, Jelle?’ vraag ik hem als de bal een keer per ongeluk naar mij rolt en ik hem terugschop. Ik realiseer me dat het vroeger andersom was en ík degene was aan wie mensen – meestal Grote Mensen – vroegen waarom ik een spalk droeg of in een rolstoel zat. En ik realiseer me ook dat ik mijn vraag aan Jelle precies stelde zoals die Grote Mensen van vroeger dat deden en dat ik voor Jelle, die waarschijnlijk zes is of bijna-zeven (een enorm verschil!), misschien wel een Groot Mens ben. Even voel ik me stokoud, maar Jelle geeft gewoon antwoord: ‘Dat is om dit’ – hij wijst eerst op de onderkant en dan op de bovenkant van zijn kniegewricht – ‘en dit bij elkaar te houden’. Snel voegt hij zich weer in het spel, want zonder doelman kan er niet gespeeld worden. De jongens op het veld plagen niet, sluiten niet uit en oordelen evenmin. De manier waarop het ene jongetje zei dat Jelle gehandicapt was, had evengoed kunnen betekenen dat-ie die dag een groene trui droeg.

Ik weet niet precies wat Jelle heeft. Misschien is zijn spalk van tijdelijke aard. Waarschijnlijker is het dat hij er al langer mee loopt en zal blijven hopen. Er zullen nog veel momenten komen waarop hij daarover boos of gefrustreerd raakt, niet mee zal kunnen doen en daarvan baalt. Soms zal hij zich onbegrepen voelen. Of achtergesteld. Maar niet vandaag. Vandaag voetbalt Jelle gewoon mee. Hij hoort er helemaal bij.

POSTED BY Carlo | sep, 18, 2011 |