Mijn wekker gaat om zeven uur. Doodmoe druk ik hem op snooze. Om half acht dwing ik mezelf om nu écht op te staan. Zittend op de rand van mijn bed kan ik geen houding vinden die prettig voelt. Met veel moeite begeef ik me naar de badkamer. Douchen is fijn, maar vandaag niet genoeg om mijn pijn te verzachten. Ik voel een traan langs mijn wang lopen tijdens het aankleden. Een traan omdat ik weet: ik kan op deze manier onmogelijk de dag doorkomen zoals ik hem voor ogen had.
Mijn adem controlerend bel ik het nummer van mijn tweede baan, waar ik sinds september gemiddeld een dag per week werk. Ik vertel zo neutraal mogelijk tegen mijn collega dat het me vandaag niet gaat lukken om mee te gaan met het personeelsuitje. Aan de andere kant van de lijn wordt begripvol gereageerd en er wordt me sterkte gewenst. Ik stuur mijn teamleidster nog een mailtje waarin ik uitleg dat ik heel graag mee had gewild, maar dat het me niet lukt om eerst op de fiets naar het werk te komen, om vervolgens een dag te lopen en stil te staan. Alleen de gedachte al maakt me paniekerig. (Misschien kan ik mee als er een rolstoel is.. Maar die gedachte vind ik te confronterend. En daarbij, ik heb me nu toch al afgemeld.) Ik laat de tranen over mijn wangen rollen zonder ze tegen te houden en duik mijn bed weer in. Ik houd me voor dat ik trots ben dat ik ‘voor mezelf’ kies, maar toch voelt het niet zo.
Mijn teamleidster belt me op, vrolijk als altijd. Ze zou het leuk vinden als ik alsnog mee ga en regelt een rolstoel voor me. Enne oja, ik word zo opgehaald door een collega. Als ik dat wil, natuurlijk. Ik stamel een beetje dat ik niemand tot last wil zijn, maar dat argument wordt sneller van tafel geveegd dan dat ik hem uit kan spreken. Ik veeg mijn tranen weg en zeg met trillende stem dat ik graag mee wil. “Super, gezellig. Tot zo!”
Ik voel me opgelucht en opgelaten tegelijk. Ik kan toch mee met het personeelsuitje, maar ik moet wel in een rolstoel. Ik zie daar echt als een berg tegenop. Durf ik dit wel? Wil ik dit wel?
Ik sluit mijn ogen, het is zeven uur ‘s avonds. Doodmoe ben ik, maar ik heb een ontzettend leuke dag gehad. De rolstoel was er wel, maar ook weer niet. Mijn collega’s hebben me met geweldige behendigheid overal doorheen gemanoeuvreerd en mijn teamleidster heeft nog even een hilarisch sprintje met me getrokken. Maar bovenal had ik niet zoveel last van de pijn en heb ik lol en leuke gesprekken met mijn collega’s gehad. Oftewel: Een dag zoals ik hem voor ogen had. Ik ben er trots op dat ik voor mezelf heb gekozen, en dit keer het voelt echt zo. Ik draai me om en slaak moe maar voldaan een zucht.