Techniek belooft ons vooruitgang. Elke keer als ik op de metro sta te wachten lees ik de tekst opnieuw. Daar diep onder de grond in een hypermodern station staat geschreven dat zo’n 200 jaar geleden op precies dezelfde plek het eerste stoomgemaal in gebruik werd genomen. Wat toen modern was, behoort voor ons nu tot een ver verleden. En dat we de metro kunnen nemen die onder alle drukte van de auto’s, fietsers en wandelaars boven de grond doorschiet, vinden we inmiddels ook normaal. De vooruitgang gaat zo snel, dat we ons er nauwelijks meer over verbazen.
Deze week trof ik een dame aan op mijn stageadres. Het eerste wat mij aan haar opviel, was de enorme glimlach op haar gezicht. De positiviteit straalde werkelijk van haar af. Toch duurde het niet lang voor ik ook de rest van haar lichaam zag en eigenlijk direct het beeld herkende. Haar nek is vastgeschroefd waardoor ze niet meer in staat is iemand achter haar te begroeten zonder met heel haar rolstoel om te draaien. Haar rechterknie is zo naar binnen gedraaid dat het onmogelijk lijkt om er nog op te staan. Haar ellenbogen zitten vast in buiging en haar vingers verraden definitief wat ik al vermoedde: ze zijn volledig vergroeid door een vergevorderd stadium van reuma.
Deze dame is nu 50 en heeft al 32 jaar R.A.. Ze was dus exact zou oud als ik toen de ziekte zich bij haar openbaarde. Toch sta ik nu tegenover haar als behandelaar. Kan ik naast haar staan op twee rechte knieën, kan ik haar helpen haar ellenbogen te strekken met mijn niet-vergroeide vingers. Kan ik terwijl ik haar vasthoud achterom kijken om de volgende cliënt te begroeten. Zal niks anders aan mij dan het even moet slikken als ze binnenkomt, aan haar verraden dat ik dezelfde aandoening heb als zij.
Ook dit is vooruitgang. Immense vooruitgang op het gebied van de geneeskunde, van de wetenschap en van de technologie. Vooruitgang die maakt dat hoewel reuma nog niet te genezen is, ik op geen enkele manier lijk op de dame voor mij. ‘Alleen maar’ omdat ik een paar decennia later geboren ben. Verbazing over de vooruitgang maakt zich van mij meester en ik ga met een nederig gevoel naar huis. Ontzag voor de wetenschap die zich zo snel ontwikkelt dat ik nu een ‘normaal’ leven kan lijden. En ontzag voor die enorme glimlach op haar gezicht. Want hoewel volledig vergroeid, die lach was oprecht het allereerste wat ik zag.